COVID-19 betekende zoveel meer dan elkaar niet meer zien. Voordat de pandemie losbarstte ging Gaby iedere zaterdag naar Rado in Lanaken om een bezoek te brengen aan haar broer André. Regelmatig zochten ze het centrum van Lanaken op, dronken een kopje koffie of gingen naar Stein of Zwartberg. Het was altijd een moment waar beiden zich op verheugden, iedere week weer. Totdat het opeens niet meer kon: COVID-19 blokkeerde de toegang. “Heel vervelend allemaal. We skypten wel eens, maar er gebeurde in ons leven zo weinig omdat we nergens heen konden dat we elkaar nauwelijks iets te vertellen hadden. Dus dat werd ook minder,” vertelt Gaby. Blij was ze toen bezoek weer was toegestaan, hetzij beperkt. “We gingen vaak in de tuin zitten. Als we maar buiten konden zijn.” Tot er weer een moment kwam dat bezoek onder strikte regels was toegestaan. “Mijn broer ontvangt het bezoek het liefst buiten en niet in de bezoekersruimte binnen. Dat betekent dat ik in november gestopt ben met op bezoek gaan. Het werd te koud om buiten te zitten. De bezoektijd was toen 40 minuten. Dat vind ik te kort omdat ik anderhalf uur (heen en terug) onderweg ben naar mijn broer.” Maar er waren ook praktische probleempjes door het niet meer op bezoek kunnen gaan. “Ik koop meestal de kleren voor mijn broer. Ik heb laatst een broek gekocht, maar hij moet die passen om korter te maken. Ze ligt nog steeds hier. Er is nog geen gelegenheid geweest om de broek af te spelden.”